OUDERS GRAAG GEZIEN!
De afgelopen 25 jaar is er veel veranderd in de schaakwereld en vooral de rol van ouders daarin. Vijfentwintig jaar geleden ging je pas naar een club als je op de middelbare school zat en was er een jeugdleider die in z’n eentje de – veelal kleinschalige – jeugdafdeling runde. Ouders kwamen af en toe kijken bij een wedstrijd of een toernooi, maar speelden nauwelijks een rol, tenzij ze zelf schaakten. Tegenwoordig gaan hummeltjes van 5 of 6 jaar al naar de schaakclub, zijn er soms meer jeugdleden dan volwassen leden en zijn ouders niet meer weg te denken.
In dit artikel wil ik dan ook de veranderde rol van de ouders onder de loep nemen. Met name de positieve rol die zij in de schaakwereld vervullen. In een volgend artikel zal ik de minder positieve rollen die ouders kunnen vervullen aan bod laten komen. Beide artikelen zijn gebaseerd op mijn ervaringen (als schaker, trainer, bestuurslid, kaderdocent en mens) van de afgelopen 25 jaar en mijn vakkennis.
Dit alles “ter lering en vermaak!”
Ik ga in dit artikel uit van kinderen op een schaakclub, maar de materie is ook van toepassing voor schaaklessen op school. Vandaar dat men i.p.v. trainer ook schaakleraar kan lezen. Daar waar hij staat kan natuurlijk ook zij gelezen worden. Gebruikte namen zijn verzonnen.
SCHAAKTECHNISCH/LERAAR
Voor veel kinderen is het een van de ouders geweest die hen schaken heeft bijgebracht of het kind thuis verder heeft onderricht, en natuurlijk ook de eerste sparringpartner. Zodra het kind naar de schaakclub gaat en vorderingen maakt, zal het in de meeste gevallen de ouder op den duur overvleugelen als schaker. Een kritiek moment, want daar moet de ouder zijn rol van leraar (en sterkere schaker) aanpassen. De ouder krijgt nu een andere rol en de trainer zal nu als eerste schaaktechnische aanspreekpunt voor het kind gelden. Uiteraard kan de ouder nog veel betekenen voor zijn kind, maar meer als stimulator en vertrouwenspersoon die het kind het nodige zelfvertrouwen geeft of een uitlaatklep voor emoties (bij overwinningen, maar vooral ook bij nederlagen!) die bij schaken (sport) horen.
In een alinea (in de praktijk duurt het echter jaren) zijn we bij de ouder als begeleider gekomen, de meest gangbare rol voor ouders in de schaakwereld.
BEGELEIDER BIJ EEN TOERNOOI
Hoewel ouders schaaktechnisch – veelal – te kort komen om het kind zinvol bij te staan, met name als begeleider spelen ouders een voorname rol. Want het is meestal de ouder die zorgt voor het inschrijven en vervoer naar toernooien tot en met het smeren van de broodjes. Tijdens het toernooi kan de ouder zijn kind slechts emotioneel ondersteunen, achter het schaakbord zal het kind het zelf moeten doen. Het klinkt heel simpel, maar hier wringt in veel gevallen de schoen. Een goede ouder zal het kind prijzen bij goede prestaties en een schouder aanbieden wanneer er een traantje rolt en weer in “emotioneel evenwicht brengen” voor de volgende partij.
“De vader van Etienne Bacrot (Frankrijk) zat rustig zijn boek te lezen tijdens het WK tot en met 12 jaar in 1995.Na afloop van elke partij kwam Etienne z’n vader even vertellen hoe het was gegaan en daarna ging hij analyseren met zijn begeleider en de tegenstander. ’s Avonds at hij met zijn vader en maakte ze samen een wandelingetje. ’s Ochtends – na het ontbijt – ging Etienne zich voorbereiden met zijn trainer-begeleider, grootmeester Eric Prie. Een duidelijke en gemoedelijke samenwerking tussen deze drie betrokkenen met als doel een goed resultaat voor Etienne. Alle drie vervulden ze een taak waarin ze goed waren. Etienne werd overtuigend wereldkampioen.”
Op het moment dat een ouder (te veel) schaaktechnische adviezen gaat geven begeeft hij zich op glad ijs. Ten eerste zijn die (goedbedoelde) adviezen veelal niet aan een kind besteed tijdens een toernooi: het is teveel met het toernooi bezig en kan nieuwe informatie niet verwerken zodat het in de volgende partij al succes zal opleveren. Ten tweede is advies van de trainer meer op zijn plaats en kunnen de opmerkingen van de ouder juist tegen die van de trainer ingaan: wie moet het kind nu geloven? In plaats van zelfvertrouwen te geven zal er juist twijfel bij het kind komen hetgeen de prestaties niet ten goede komt. Het beste is om schaaktechnische aspecten door te geven aan de trainer zodat die daar mee aan de slag kan of die na het toernooi (in alle rust) met het kind te bespreken, zodat het daarvan kan leren. Ook moet de ouder proberen zijn eigen ‘betrokkenheid’ (in sommige gevallen fanatisme!) uit te schakelen. Een lastige klus als je op een zaterdag bij een voetbalpartij gaat kijken, maar in de schaakwereld gaat dat er – gelukkig – heel wat beschaafder aan toe!
BEGELEIDER THUIS
De thuisrol van de ouder-begeleider zou mijns inziens in het verlengde van de trainer moeten liggen. Indien voor de ouders duidelijk is wat de trainer van het kind verwacht kan de ouder daarop inspelen. Een positieve stimulans van de ouders om met het schaakhuiswerk of studiemateriaal aan de slag te gaan is handig.
Maar als het kind daartoe gedwongen moet worden dan kan men zich afvragen hoe het met de motivatie van kind gesteld is. Een ouder zou dit soort signalen ook aan de trainer en de jeugdleider van de club kenbaar moeten maken, zodat die kunnen proberen de motivatie voor het schaken te verhogen, al is dit een lastige klus! (Diverse vormen van motivatie komen tijdens kadercursussen van de KNSB aan bod, er succesvol mee omgaan is echter een vak apart!) Ook heeft de ouder een voorname rol bij de voorbereiding op toernooien: heeft het kind (en de ouder!) reële verwachtingen voor het toernooi? Bereidt hij zich goed voor? Is hij voldoende uitgerust?
INTERMEDIAIR CLUB-KIND
Een andere belangrijke rol voor ouders is het uitleggen van zaken die met de schaakclub te maken. Kinderen komen op de club, spelen hun partij en gaan weer naar huis. Wat daar allemaal – organisatorisch – bij komt kijken (wanneer ze moeten spelen, wat voor wedstrijden ze moeten spelen, wat voor competitiesysteem gehanteerd wordt, hoer er les gegeven wordt, welke toernooien aanbevolen worden, etc.) is voor de meeste kinderen ver van hun bed. De ouders zorgen ervoor dat hun kind op tijd op de club is, zijn huiswerk heeft gemaakt, zijn werkboek meeneemt naar de club, afmeldt als het kind niet kan, afspraken over wedstrijden en toernooien maakt, etc. Beetje bij beetje zal het kind zelf meer van de cluborganisatie gaan begrijpen en ook zelf ter hand nemen. De ouder zal in eerste instantie echter de vragen van het kind over de club moeten beantwoorden en vandaar dat kennis over club gewenst is. Middels een informatieboekje, ouderavond, clubblad, website, mailing, folders kan de club informatie doorspelen en kan de ouder de kindervragen naar behoren beantwoorden.
“Bij de selectie van het team van volgend seizoen is Mark net buiten de boot gevallen voor het eerste team dat mee mag doen aan het Nederlands kampioenschap. Een grote teleurstelling voor Mark, want hij dacht dat hij op het 4e bord zou spelen. Hij was verdrietig en boos tegelijkertijd. Zijn ouders informeerde naar de reden want ook zij dachten dat hij goede kans had op het 4e bord. Toen de jeugdleider uitlegde hoe hij tot zijn beslissing was gekomen konden de ouders Mark de selectie uitleggen. Mark begreep de redenen van de jeugdleider, maar was nog steeds teleurgesteld. Weldra had Mark zich verzoend met de beslissing (“het was ook eigenlijk terecht” zei hij een week later) en toonde zich een goed clublid door bij zijn invalbeurt twee punten te scoren!”
TEAMLEIDER
In het verlengde van ouder-begeleider kan je de teamleider zien. Een goede teamleider zorgt ervoor dat organisatorisch alles in orde is: duidelijke afspraken binnen het team, iedereen weet wat er van hem verlangd wordt en tijdens de wedstrijd houdt de teamleider goed in de gaten of de spelregels nageleefd worden en alle spelers goed geconcentreerd spelen. Veel meer kan en mag (!) de teamleider niet doen. Alleen bij een remiseaanbod mag hij ja of nee zeggen (meer niet!) en dan is enige schaakkennis (om de andere borden in te schatten) handig. Maar 90% van de taak van de teamleider heeft mijns inziens met mensenkennis (kinderkennis) en organisatie te maken.
In de jaren dat ik in de hoofdklasse speelde (1983-1996) heb ik diverse teamleiders gehad, maar Louis Kok en Teun Korteweg staken daar in positieve zin duidelijk bovenuit. Als schaker waren zij geen sterren, maar in de menselijke omgang waren het toppers. Van elke speler in het team wisten ze precies hoe die in elkaar zat en hoe je daar het beste mee om kon gaan. De ene had juist een extra praatje of schouderklopje nodig voor de partij, de ander kon je het beste met rust laten. Als speler wist je ook wat je aan ze had: ze waren altijd in de buurt, als je iets nodig had dan werd dat door hen gehaald, ze kenden de spelregels goed, je wist ruim van tevoren de opstelling (en kon je dus voorbereiden), de afspraken voor de speeldag kregen we op papier, tevens controleerden zij de “sloddervossen” die elk team heeft en bij een remiseaanbod hadden ze – ondanks hun mindere schaakkennis – heel goed door hoe het er in de wedstrijd voor stond: lichaamstaal en babbeltjes tussendoor hadden hun genoeg informatie gegeven. Mede door Louis en Teun waren dat mijn leukste en beste jaren uit mijn carrière! Toeval? Ik denk van niet!
ORGANISATORISCH
Ouders zijn bij veel clubs een onmisbare factor geworden in de organisatie. Bij de meeste clubs zijn er meer taken te vervullen dan er ouders beschikbaar zijn, dus is men allang blij als een ouder iets wil doen. Natuurlijk is het ideaalplaatje dat iedere ouder (of andere vrijwilliger) een taak vervult die het beste aansluit bij zijn of haar capaciteiten. Daarnaast kan men zich ook bekwamen in een aanvaarde taak door het volgen van cursussen, zich in te laten werken of zich (bij een andere club) te oriënteren. Heeft men zich bewezen bij zijn eigen club dan is de logische volgende stap om in de regionale of landelijke jeugdcommissie te gaan zitten. De opgedane ervaring en aanwezige kennis worden zodoende op een hoger niveau verdienstelijk gemaakt. Een prima ontwikkeling, vooral omdat ouders beter dan wie dan ook weten wat de (hun!) kinderen van belang vinden.
Want draait het natuurlijk allemaal om: wat willen de kinderen!